Stichting Eijkman
Het Eijkman Medaillefonds werd opgericht op 1 oktober 1923 ter huldiging van prof. dr. C. Eijkman, een van de grondleggers van de moderne voedingsleer, ter gelegenheid van zijn vijfentwintigjarig jubileum als hoogleraar van de Rijksuniversiteit te Utrecht.
In 1929 werd de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde (mede) aan hem toegekend voor zijn verdiensten op het gebied van de vitamineleer (achtergrond informatie ‘de kip,en de onderzoeker’, zie onder). Later werd de Stichting het Eijkman Medaillefonds omgevormd tot een stichting die beoogt het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van Tropische Geneeskunde te bevorderen, onder meer door het toekennen van de Eijkmanmedaille aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van de tropische geneeskunde – in de ruimste zin van het woord.
De Stichting is gevestigd in het KIT Royal Tropical Institute. Sinds de eerste uitreiking in 1927 hebben 53 mensen de medaille ontvangen.
Achtergrond Christiaan Eijkman
Het verhaal van de kok, de kip en de onderzoeker
Christiaan Eijkman werd geboren op 11 augustus 1858 te Nijkerk. In 1875 schreef hij zich in aan de Universiteit van Amsterdam, waar hij in 1883 (cum laude) promoveerde in de geneeskunde op een proefschrift getiteld Over polarisatie in de zenuwen. Om zijn studie te bekostigen volgde hij zijn opleiding in het kader van de militair geneeskundige dienst.
Beri-beri
Na zijn benoeming tot officier van gezondheid in 1883, vertrok hij op 25-jarige leeftijd met zijn vrouw naar Nederlands-Indië (thans Indonesië). Hier werkte hij als militair arts op Java in Semarang, Tjilatjap en later in Padang aan de westkust van Sumatra. In deze laatste stad werd hij geconfronteerd met de desastreuze gevolgen van beri-beri onder de in Atjeh strijdende militairen. Reeds in 1885 keerde hij wegens malaria met ziekteverlof terug naar Nederland.
Na een voorspoedig herstel bekwaamde hij zich tijdens dit verlof verder in de bacteriologie aan de Universiteit van Amsterdam en studeerde hij tussen mei en augustus 1886 bij prof. Robert Koch aan het Hygiënisch Instituut te Berlijn. Hier ontmoette hij prof. C.A. Pekelharing (bacterioloog) en dr. C. Winkler (neuroloog), hoofdonderzoekers van de ‘Commissie ter bestudering van beri-beri’ in Batavia. Deze Nederlandse regeringscommissie zocht de oorzaak toen nog in een micro-organisme; het was immers de periode van de opkomst van de bacteriologie.
Eind 1886 keerde Eijkman terug naar Indië en werd hij toegevoegd als assistent aan bovengenoemde commissie, die was ondergebracht in het laboratorium voor onderzoekingen op het gebied der pathologische anatomie en bacteriologie in het militair ziekenhuis te Batavia. In 1888 bezocht Eijkman het eiland Banka om de ziekte onder Chinese arbeiders in de tingroeven te onderzoeken. Toen Winkler datzelfde jaar terugging naar Nederland, werd Eijkman directeur van het laboratorium, waarmee ook zijn militaire carrière eindigde. Het onderzoek werd door hem voortgezet.
Kippen
Studies werden opgezet op zoek naar een micro-organisme, waarbij kippen werden geïnoculeerd met bloed en urine van beri-beripatiënten. Maar zowel de gezonde groep als de controlegroep ontwikkelde polyneuritis. Later, door aanvankelijk onbekende redenen, verdwenen de verlammingsverschijnselen in beide groepen. In 1890 nam Eikman waar dat een groot aantal van zijn proefdieren – hoenderen – een ziekte vertoonde die in medisch opzicht overeenkomst vertoonde met beri-beri.
Mogelijkheden voor financiering van onderzoek waren in die tijd schaars. Om geld te besparen werden de kippen door het laboratoriumpersoneel gevoerd met restjes rijst uit de keuken van het ziekenhuis. Toen echter na enkele maanden de kok werd overgeplaatst, weigerde zijn opvolger de – voor militairen bestemde rijst – aan de kippen te geven. Bijgevolg kregen de kippen goedkope, ongepelde rijst, die op de lokale markt was te verkrijgen.
Het viel Eijkman op dat de kippen tekenen van polyneuritis vertoonden, juist gedurende het vijftal maanden dat ze met witte rijst uit de keuken werden gevoerd. Het viel hem bovendien op dat de kippen opknapten nadat de kok was vertrokken. Er moest een samenhang bestaan tussen beri-beri en voeding.
Witte rijst en ongepelde rijst
Na deze observatie gaf hij in een proefopstelling kippen witte rijst, terwijl een controlegroep ongepelde kreeg, met het te verwachten resultaat. In zijn tweede publicatie, in 1896, kwam hij tot de conclusie dat naast gekookte ook rauwe gepolijste rijst wel degelijk de ziekte teweeg kan brengen. Hij dacht echter toen nog dat de oorzaak van de polyneuritis moest liggen in een toxische substantie, eigen aan de gepelde rijst.
Ziekte noodzaakte Eijkman in 1896 opnieuw terug te keren naar Nederland, alwaar hij in 1898 werd benoemd tot hoogleraar aan de geneeskundige faculteit in Utrecht. Zijn medewerker in Batavia, Gerrit Grijns, zette het onderzoek voort en concludeerde dat niet een toxine de oorzaak was, maar dat de oorzaak gevonden moest worden in iets wat niet aanwezig was in gepelde rijst. Grijns kreeg ten slotte gelijk. Samen rapporteerden ze dat het dunne zilvervliesje onder de bolster van de rijst van beslissende invloed was op de gezondheid van zijn kippen, en beri-beri dus veroorzaakt werd door gepelde rijst. Aanvankelijk werd deze vinding hevig bestreden, maar later is vast komen te staan dat dit juist was en dat voedingsdeficiëntie veel meer voorkwam. In 1914 bedacht de Poolse scheikundige Casimir Funk de naam vitaminen, en in 1926 werd door Donath en Jansen in hetzelfde laboratorium in Batavia, het kristallijn vitamine B1 afgescheiden.
Nobelprijs
De Verenigde Staten waren de eerste die Eijkman eerden. Hij ontving van de Universiteit van Philadelphia de hoogste eremedaille: ‘voor hoge verdienste’. In 1929, een jaar voor zijn dood, ontving Eijkman (samen overigens met Sir Frederick Hopkins) de Nobelprijs voor Fysiologie en Medicijnen voor zijn ontdekking van de antineuritische vitaminen.
Eijkman was een bescheiden persoonlijkheid. De prijs zelf heeft hij wegens ziekte niet persoonlijk in ontvangst kunnen nemen. Toen hij het einde voelde naderen, merkte de anders weinig spraakzame onderzoeker op: ‘Ik heb niet voor niets geleefd.’
Hij overleed te Utrecht op 5 november 1930.
Bronnen:
- R.A. Kyle en M.A. Shampo, Jama, Oct 24/31, 1980-Vol 244
- C. Eijkman, Brief 1886 uit Berlijn aan het Ministerie van Koloniën
- Brief 15 juli 1980, nr 1113b van Rijksarchief voor de centrale regeringarchieven vanaf 1795
- G.A. Lindeboom, Inleiding tot de geschiedenis der geneeskunde, 1971, blz. 278
- C. Eijkman, ‘Polineuritis bij Hoenderen’, Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlands-Indië 1890; 30: 295-334
- C. Eijkman, ‘Polineuritis bij Hoenderen’, Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlands-Indië 1896; 36: 214-269
Schrijvers: Maarten R.A. van Cleeff, Hugo J. van der Kaay
De Christiaan Eijkman Medaille
De Eijkman Medaille wordt uitgereikt om zijn werk te eren en onderzoek naar mondiale gezondheid (Global Health) te stimuleren. De medaille wordt uitgereikt aan onderzoekers die net als Eijkman vernieuwend en belangrijk onderzoek verrichten op het gebied van Global Health. De deadline voor nominaties is verstreken.
Heeft u nog vragen, dan kunt u contact opnemen met Mirjam Bakker